Aangenaam, ik ben Freddy Matthys en ben voorzitter van de Koninklijke Verbroedering Grenadiers Vlaanderen.

Freddy Matthys

Ik ben geboren

in Kongo (Katanga provincie) in het stadje Kamina, een luchtmachtbasis van de Belgen. Mijn vader bouwde bruggen en wegen en de familie was voortdurend onderweg in een provincie die een goede 20 maal België was. Hij werkte met meer dan 300 Congolezen die uit verschillende stammen bestonden maar de meest voorkomende waren Baluba en Balunda. Mijn talenkennis werd van jongs af aan gekenmerkt door Nederlands met mijn ouders, Frans met de blanke omgeving en Kiswahili en Kiluba met de Congolezen. Ik volgde school in Elisabethstad (Lubumbashi) aan het don Bosco instituut (Imara) en aan het Atheneum te Jadotstad (Likasi).

De onafhankelijkheid

van Congo zorgde voor een abrupt einde van mijn jeugd en de ganse familie, samen met nog een bevriende familie (Ost) begaven we ons op 11 juli 1960 naar Zuid Afrika, via Rhodesië. De Rhodesiërs en Zuid Afrikanen behandelden ons als familie en zorgden voor een perfecte organisatie. We belandden uiteindelijk in Kaapstad waar we per boot naar België gingen. Het was ondertussen eind september, het weer was niet denderend, grauw, mistig en in de straten rook je de cokes uit de kachels. Een groot verschil met wat ik gewoon was. Je kunt het wel een cultuurschok noemen.

Het lager onderwijs

volgde ik aan het Gregorius intituut om dan naar het Sint Aloysius instituut te gaan te Zwijnaarde. Het middelbaar werd aan het Koninklijk Atheneum Voskenslaan te Gent vervolledigd. Ik studeerde nog verder om uiteindelijk mijn militiedienst te volbrengen en ik koos voor KRO (Kandidaat Reserve Officier) infanterie. Ik diende geen dienstplicht te vervullen want ik was van plan om bij het leger te blijven en er mijn loopbaan uit te bouwen.

Na de opleiding te Aarlen kreeg ik mijn eerste affectatie naar het OC Nr 3 te Turnhout. Daar leidde ik gedurende 4,5 jaar militianen op evenals beroepsvrijwilligers. Eerst in de 2° Cie en daarna in de Transit Cie onder leiding van Commandant Roger Smet, een man waar ik nog steeds een grote bewondering voor heb.

In 1979 mocht ik muteren naar de Grenadiers te Soest en werd ingedeeld in de 1° Cie bij Kapitein Nuytten die een toffe man was.

Er was vraag naar officieren

van administratie en ik deed mijn aanvraag en bekwam mijn overgang naar dit wapen. De cursus overgang werd te Peutie gegeven en mijn aanduiding als Officier van Administratie werd het 29° Bn Log te Propsteierwald. Het was een mooie eenheid met een gans andere opdracht dan deze van de infanterie. Brussel met zijn centrale diensten werd de volgende halte waar ik vooral werkzaam was in de Centrale Dienst voor Wedden en Lonen. Ik ging naar de Universiteit te Gent en offerde gedurende 6 jaren al mijn verlof op om het diploma van “Licentiaat in de Afrikaanse Talen en Geschiedenis” te behalen en mijn talenkennis en mijn kennis van de psychologie van de Bantu ten dienste te stellen van het leger. Ondertussen volgde ik ook de cursussen “Islam” en “Arabische Geschiedenis”. Het diploma werd behaald om mijn grote bazen, de generaal en de generale staf te overtuigen van het nut van een Afrika specialist.

In 1985 mocht ik betaalmeester worden bij de luchtmacht in de 15 Wing Lu Tpt te Melsbroek, een mooie eenheid met fijne mensen als bazen.

Na 10 jaar Evere muteerde ik naar het Log St Cx Noord te Haasdonk. Terug bij de Logistiek waar ik ontzettend veel bijleerde op het vlak van auto mechaniek, houtbewerking en vooral het werken met burgers in een militaire omgeving.

Ik stelde me steeds kandidaat

om deel te nemen aan buitenlandse zendingen. Toen de Rwanda crisis begon was ik terug kandidaat maar “de voorkeur werd gegeven aan een ander kandidaat” kwam er op mijn Mod B terug. Blijkbaar kende die man nog beter de psyche en de talen van de Rwandezen dan ikzelf. Maar allez, laat ons verder gaan. Uiteindelijk kon ik vertrekken naar Bosnië en meer bepaald naar Visoko, een stadje op een 30 tal kilometer van Sarajevo. Ondertussen had ik een meter geschiedenis van de regio en het land geanalyseerd en kende ik de principes van de taal, het Servo-Kroatisch. Ik kreeg er een tolk, Kijana, die een professor Engels was. Ze leerde me de verschillen te onderscheiden van de verschillende bevolkingsgroepen.

Na Bosnië

kwam Kroatië waar ik de officier opvolgde die uitgezonden werd naar Kigali om, volgens zijn eigen woorden, onmiddellijk naar Nairobi te moeten doorreizen. Hij heeft dus de ganse zending in Kenia geweest. Zonde dat ik niet werd aangeduid omdat ik dan zou aangedrongen hebben om op de Staf in Kigali te zijn als Afrika kenner en de grote baas raad geven in het Bantu-denken. Maar allez, laat ons verder gaan. Na een ontmoeting en een gesprek over Afrika, met een majoor te Evere, werd ik enige tijd later gevraagd of ik naar Kenia wou gaan om er het Keniaans leger voor te bereiden op humanitaire operaties.

Ik werkte er samen met een afdeling van de “special forces” van de VS in het stadje Giligil, op een paar honderden km van Nairobi. De Kenianen waren verwonderd dat die blanke hun taal kende maar ze konden me niet geografisch vastpinnen en ik legde hen uit dat ik Swahili uit de Katanga spreek met invloeden van het Kiluba. Het ijs was direct gebroken en een goede band werd gesmeed.

Macedonië was de volgende fase

in mijn militair leven. We kwartierden in te Kumanovo alwaar een belangrijke minderheid Albanezen woont. Er werd enige km verder duchtig gevochten tussen het Macedonisch leger dat gesteund werd door Russische aanvalshelikopters en tegen het UCK vochten. Ik kreeg drie keer de kans om in dit land te verblijven.

Bij mijn pensionering werd ik ingedeeld in het 17 Recce waar ik direct naar Kosovo mocht gaan om er in de media te werken als “Psychological Operations Officer” te Pristina. Na deze zending kreeg ik onverwacht de kans om naar noord Kongo te gaan naar Kisangani (Stanleystad). In deze stad was mijn vader in 1963 en 1964 gevangen door opstandelingen die men “Simba’s” (leeuwen) noemde. Het was een emotioneel gegeven en de stad kende ik reeds zonder er geweest te zijn via de gesprekken van mijn vader en de foto’s die in mijn geheugen gegrift waren. Ik was terug in mijn oude leefomgeving en kon goed overweg met de Kongolezen. Na deze zending kwam Afghanistan waar ik een goede zeven maanden mijn kennis van de Islam en de Geschiedenis van dit land kon aanwenden. De benarde en prangende situatie van de moslimvrouwen greep me wel zeer aan. Ongelooflijk hoe de helft van de bevolking als kweekvee gebruikt wordt maar geen inspraak krijgt in haar eigen leven. Ik voelde hun angst voor de man. Voor een westerling is dit moeilijk vatbaar of aanvaardbaar. Ik dank zeker mijn echtgenote die me toeliet om gedurende jaren aan humanitaire opdrachten deel te hebben genomen.

Na mijn actieve leven

werd ik lid van de “Koninklijke Verbroedering Grenadiers Vlaanderen”, eerst als gewoon lid vervolgens als secretaris en nu als voorzitter. Ik ben zeer trots op onze vereniging die onder leiding van onze vorige voorzitter, Gilbert De Clercq, mij een mooie bloeiende vereniging naliet. In het bestuur zitten toffe gemotiveerde mensen waar het moto “Eens Grenadier, steeds Grenadier” het credo is.

Mijn bekwaamheden:

Nederlands
Frans
Afrikaanse Talen en Geschiedenis

Blijf in contact

®Hosted en created by Softfusion

PirreFreddy Matthys